De opkomst van een Europese sekte in politieke gedaante
 
		Volt Nederland presenteert zich als modern, progressief en hoopvol. Jong, energiek en zogenaamd wars van het oude politieke establishment. Maar achter die façade van vernieuwing schuilt iets veel fundamentelers: een internationale beweging die nationale soevereiniteit wil ondermijnen en een gecentraliseerde, technocratische superstaat wil vestigen. Volt is geen traditionele partij in de Nederlandse context, maar de Nederlandse afdeling van Volt Europa, een pan-Europese organisatie met één ideologie, één structuur en één doel: de creatie van een federale Europese staat waarin nationale democratieën worden vervangen door een bureaucratisch imperium van bestuurders en technocraten (Volt Europa – Programme, Volt Europa).
Volt werd opgericht in 2017 door de Italiaan Andrea Venzon, de Duitser Damian Boeselager en de Franse Colombe Cahen-Salvador, die de partij presenteerden als “de eerste echt pan-Europese beweging.” Hun ideaal: een “Verenigde Staten van Europa.” Dit klinkt voor velen als een mooi project van samenwerking, maar in de praktijk betekent het dat landen zoals Nederland hun zeggenschap over hun eigen wetten, grenzen, belastingen en defensie grotendeels moeten opgeven.
Volgens critici is Volt niet slechts een politieke partij, maar eerder een project van machtsoverdracht, verpakt in idealistische taal. Onder de vlag van “meer Europese samenwerking” probeert de beweging de nationale democratieën te transformeren tot provincies van een centraal bestuurd Europa. Daarmee is Volt, in de ogen van velen, een instrument van post-democratisch bestuur, niet van vernieuwing maar van onderwerping (Post-Democracy, Colin Crouch).
De ideologische wortels: technocratie, progressivisme en moreel collectivisme
Volt noemt zichzelf progressief, sociaal-liberaal en “data-gedreven”. In werkelijkheid is haar ideologie een mengsel van technocratisch globalisme en moreel collectivisme. De partij gelooft dat beleidskeuzes niet langer nationaal moeten worden bepaald, maar via “wetenschappelijke consensus” en “Europese coördinatie.” Wat in werkelijkheid betekent dat democratische besluitvorming wordt vervangen door technocratische planning.
Het collectivistische aspect komt naar voren in haar nadruk op gedeelde Europese identiteit, migratie als “verrijking,” en de afwijzing van nationale grenzen. Volt’s programma stelt dat grenzen “mensen scheiden die verbonden moeten worden,” een uitspraak die rechtstreeks botst met het fundamentele recht van staten om hun eigen territorium te beschermen (Volt Manifesto, Volt Europa).
Deze combinatie van technocratie en moreel universalisme vertoont sterke gelijkenissen met communistische structuren: een centraal bestuur, uniform beleid, nadruk op gelijkheid boven vrijheid, en een ideologisch geloof dat men door rationeel bestuur een utopische samenleving kan creëren. Volt’s leiders spreken zelfs over “Europese waarden” alsof deze boven nationale waarden staan, wat doet denken aan de universele waarheidsclaims van vroegere ideologieën als het marxisme (The Open Society and Its Enemies, Karl Popper).
De internationale banden en de invloed van Europese elites
Volt Nederland is slechts één tak van een gecoördineerd netwerk van nationale afdelingen in vrijwel elk EU-land. Alle hoofdstukken vallen onder de statuten van Volt Europa, dat als Europese partij wordt gefinancierd via EU-subsidies en donaties van particuliere fondsen die gelinkt zijn aan globalistische structuren, waaronder de Open Society Foundation van George Soros (Annual Report, Volt Europa).
De partij onderhoudt directe banden met het Europees Parlement via haar Duitse medeoprichter Damian Boeselager, die sinds 2019 Europarlementariër is. Boeselager zit in commissies die zich bezighouden met digitale regulering en EU-begrotingen, en oefent zo invloed uit op beleid dat nationale wetgeving overstijgt (European Parliament Members Register, EU).
Dat Volt’s financiering en richting uit Brussel en niet uit Den Haag komt, is cruciaal. Waar nationale partijen zich verantwoorden aan hun kiezers, lijkt Volt zich te verantwoorden aan haar internationale netwerk. In die zin functioneert de partij als doorgeefluik van Brusselse agenda’s: Europese defensie-integratie, digitale identiteitssystemen, verplichte klimaatmaatregelen en uniforme belastingmodellen.
Deze pan-Europese structuur maakt Volt tot een pion van het technocratische project dat de EU in toenemende mate is geworden: een unie waarin macht geconcentreerd wordt in instellingen die niet direct gekozen of gecontroleerd worden door burgers (The European Superstate, Leigh Phillips).
De verborgen autoritaire kern
Volt presenteert zichzelf als open en democratisch, maar in de praktijk hanteert het een strak gecentraliseerde interne organisatie. Beslissingen over standpunten en strategie worden niet nationaal genomen, maar op Europees niveau. Nationale afdelingen mogen deze niet zelfstandig aanpassen.
Dat bleek bijvoorbeeld tijdens discussies over defensie en migratie, waarin leden van Volt Nederland die pleitten voor meer nationale zeggenschap botsten met de Europese leiding. De centrale organisatie besliste dat Volt onvoorwaardelijk moest blijven pleiten voor een gemeenschappelijke Europese krijgsmacht en open migratiebeleid, ongeacht nationale gevoeligheden (Internal Governance Charter, Volt Europa).
Dit doet sterk denken aan de partijlijnen binnen communistische partijen: de ideologische koers is vastgelegd door de centrale macht, afwijkende meningen worden beschouwd als “tegen de Europese waarden.” Het idee van individuele vrijheid wordt ingeruild voor collectieve conformiteit aan een politieke doctrine die beweert universeel en moreel superieur te zijn.
De illusie van morele verhevenheid
Volt profileert zich graag als de partij van rede en moraliteit. Wie tegen haar Europese idealen is, wordt al snel weggezet als “populist” of “nationalist.” Dit zwart-witdenken past in de bredere tendens van morele superioriteit die veel technocratische bewegingen kenmerkt: men gelooft dat men aan de juiste kant van de geschiedenis staat, en dat tegenstanders dom of immoreel zijn (The Road to Serfdom, Friedrich Hayek).
In werkelijkheid is Volt’s “morele verhevenheid” een vorm van ideologisch narcisme. De partij ziet zichzelf als de belichaming van vooruitgang, terwijl zij in feite meewerkt aan een systeem dat burgers minder macht geeft. Door alles te depolitiseren en te rationaliseren – klimaat, economie, gezondheid, migratie – wordt politiek herleid tot technocratisch management. En waar technocratie heerst, verdwijnt democratie.
Volt’s steun voor digitale identiteitssystemen en Europese dataplatforms is hiervan een voorbeeld. Onder het mom van efficiëntie en veiligheid worden burgers steeds meer gecontroleerd en geregistreerd. Dit soort beleidslijnen echoën de centrale registratiepraktijken van socialistische regimes, waarbij vrijheid werd ingeruild voor orde en veiligheid (Surveillance Capitalism, Shoshana Zuboff).
De kloof tussen retoriek en realiteit
Volt beweert transparantie en inclusie te bevorderen, maar blijkt in de praktijk net zo gesloten en hypocriet als de partijen die ze zegt te willen vervangen. Een bekend voorbeeld is de zaak rond Tweede Kamerlid Nilüfer Gündogan, die in 2022 werd geschorst na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De partij riep publiekelijk op tot “een veilige en transparante politieke cultuur”, maar bleek intern vooral gericht op schadebeperking en reputatiebeheer (“Gündogan-zaak toont aan hoe Volt worstelt met eigen waarden”, NRC).
Het incident toonde aan dat Volt niet boven de menselijke neigingen van macht, hypocrisie en zelfbehoud staat. Integendeel, haar sterke nadruk op moraliteit maakt de partij extra kwetsbaar voor hypocrisie. Wanneer een beweging zichzelf presenteert als zuiver en moreel verheven, is elke interne fout een morele catastrofe.
Daarnaast blijkt Volt vooral steun te vinden in stedelijke, hoogopgeleide kringen, wat haar verder vervreemdt van de bredere bevolking. De partij is, ondanks haar pan-Europese pretenties, een elitaire beweging die de taal van technocratie spreekt, niet die van gewone burgers (The Revolt of the Public, Martin Gurri).
De gevaren van het Europese federalisme
Volt’s einddoel, een volledig Europese federatie, lijkt misschien ver weg, maar het proces is al gaande. Elke uitbreiding van EU-competenties – op het gebied van defensie, belastingen, migratie of klimaat – betekent een verdere verschuiving van macht van nationale parlementen naar Europese instellingen.
Voorstanders noemen dit efficiëntie, maar in werkelijkheid betekent het minder democratische controle. In Nederland kan een burger nog invloed uitoefenen op het beleid via verkiezingen. In Brussel is die invloed nagenoeg nihil. Volt’s visie versterkt dus precies datgene waar Europeanen zich zorgen over maken: een groeiende kloof tussen bestuurders en burgers (The EU’s Democratic Deficit, Giandomenico Majone).
Door dit te koppelen aan een moreel progressieve agenda – klimaatneutraliteit, diversiteit, gendergelijkheid – weet Volt kritiek te neutraliseren. Wie tegen haar centralistische agenda is, wordt beschuldigd van onverschilligheid tegenover deze waarden. Zo transformeert een politieke strategie tot een moreel schild.
Volt als symptoom van de Europese illusie
Volt is niet de oorzaak, maar een symptoom van een bredere Europese illusie: het geloof dat een continent met tientallen talen, culturen en tradities kan worden samengevoegd tot één politieke identiteit. Waar eerdere generaties oorlogen voerden om vrijheid en soevereiniteit, offert Volt die idealen op aan het altaar van efficiënt bestuur en globale gelijkheid.
In dat opzicht is Volt de erfgenaam van een oude utopische droom: de maakbare samenleving. Waar het communisme die droom nationaal wilde realiseren, probeert Volt hetzelfde op continentaal niveau. De onderliggende gedachte is dezelfde: als we maar genoeg macht centraliseren en alles rationeel plannen, komt de perfecte wereld vanzelf.
De geschiedenis leert echter dat zulke dromen eindigen in controle, censuur en vervreemding. Of het nu Moskou was of Brussel, de logica van centralisatie blijft dezelfde. Macht trekt macht aan, en waar macht zich concentreert, verdwijnt vrijheid.
Conclusie: het gevaar van idealen zonder grenzen
Volt Nederland en haar moederpartij Volt Europa zijn de belichaming van een nieuw soort ideologisch project dat zich verschuilt achter de taal van vooruitgang en samenwerking. Hun pan-Europese idealisme is geen uitdrukking van democratie, maar van haar ontbinding.
Onder het mom van een betere wereld promoot Volt een centralistische visie die de nationale democratieën ondermijnt, culturele identiteit oplost en burgerlijke vrijheid opoffert voor bestuurlijke efficiëntie. De partij gelooft niet in soevereine burgers, maar in gehoorzame Europese consumenten die zich voegen naar “wetenschappelijke consensus” en Brusselse richtlijnen.
Volt’s gevaar schuilt niet in openlijke tirannie, maar in haar overtuiging dat moreel gelijk staat aan politiek recht. Wie dat niet onderschrijft, wordt buitengesloten. Daarmee is Volt geen partij van de toekomst, maar een echo van het verleden: een nieuwe incarnatie van de oude totalitaire droom in modern jasje.
 
			 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
                         
                         
                         
                         
                         
                         
                         
                        