Misbruik van het woord ‘fascisme’: hoe een begrip zijn betekenis verloor en tot politiek wapen is gemaakt

4 november 2025

Van historische realiteit tot retorisch cliché

Weinig woorden in de moderne politieke taal zijn zo misbruikt, vervormd en uitgehold als het woord ‘fascisme’. Ooit verwees het naar een heel specifieke autoritaire ideologie die ontstond in het onrustige Italië van de jaren twintig, nu is het een universeel scheldwoord dat wordt geslingerd naar iedereen die afwijkt van een bepaalde politieke orthodoxie. Het begrip, dat ooit het regime van Mussolini beschreef, met zijn ultranationalisme, corporatisme en onderdrukking van afwijkende meningen, is veranderd in een oppervlakkig cultureel etiket dat nog maar weinig meer betekent dan ‘ik vind jou stom’.

Historisch gezien was fascisme een samenhangend, hoe afschuwelijk ook, politiek systeem. Het propageerde eenheid tussen staat en bedrijfsleven, een cultus van leiderschap, nationale heropleving en strikte controle over het publieke en private leven. Het wees democratie, individualisme en liberale waarden af ten gunste van hiërarchie, discipline en collectieve identiteit. De kracht van fascisme lag in zijn emotionele en symbolische uitdrukking: massabijeenkomsten, vlaggen, marsen, en de verering van de natie. Het begrip had dus een duidelijke, afgebakende betekenis.

Vandaag is die betekenis verdwenen. Het woord ‘fascist’ klinkt in straatprotesten, politieke praatprogramma’s en academische debatten, gebruikt voor iedereen van conservatieve politici tot vrijemarkteconomen, van genderkritische feministen tot EU-sceptici. Het duidt geen ideologie meer aan, maar dient om tegenstanders te demoniseren. De ernst die ooit aan het woord verbonden was, is vervangen door de gemakzucht van de online scheldcultuur.

Al in 1944 waarschuwde George Orwell in zijn essay What is Fascism? dat het woord toen al “vrijwel volledig betekenisloos” was geworden, gebruikt om alles te beschrijven van boeren tot pacifisten. Volgens Orwell was het synoniem geworden met “pestkop”. Acht decennia later is dat nog steeds zo. In het tijdperk van sociale media, waarin verontwaardiging het communicatiemiddel bij uitstek is, is ‘fascisme’ verworden tot een morele knuppel in plaats van een analytisch begrip.

De morele inflatie van links

In het hedendaagse debat, vooral in westerse democratieën, heeft de politieke linkerzijde het woord ‘fascisme’ gemonopoliseerd als middel van morele intimidatie. Iemand een fascist noemen betekent niet enkel met hem oneens zijn, het betekent hem moreel uitsluiten. De aanklager verheft zichzelf tot rechtvaardige verdediger van de democratie, terwijl de beschuldigde wordt gedegradeerd tot symbool van het kwaad. Deze inflatie van morele taal heeft een duidelijk psychologisch nut: ze reduceert complexe meningsverschillen tot simpele gevechten tussen goed en kwaad.

Een politicus die pleit voor strengere grenscontrole is meteen een ‘fascist’. Een schrijver die de excessen van genderideologie bekritiseert is ‘een bedreiging voor de democratie’. Zelfs een burger die twijfels uit over de Wereldgezondheidsorganisatie of de Europese Unie riskeert het etiket ‘fascist’ opgeplakt te krijgen. De absurditeit hiervan zit niet enkel in de feitelijke onjuistheid, maar in de morele gemakzucht. Wie iemand een fascist noemt, hoeft hem niet meer te weerleggen, slechts te veroordelen.

Het inflatoire gebruik van ‘fascisme’ weerspiegelt de logica van modern activisme, waarin emotie belangrijker is dan analyse. Binnen progressieve kringen is iemand een fascist noemen een vorm van groepsidentiteit, een manier om te tonen dat men ‘aan de goede kant’ staat. De term is sociale valuta geworden: men verwerft morele geloofwaardigheid niet door argumenten, maar door verontwaardiging. En hoe vaker het woord gebruikt wordt, hoe minder het betekent.

Door ‘fascisme’ uit te rekken tot bijna elke vorm van cultureel conservatisme of politieke afwijking, ondermijnt links haar eigen morele geloofwaardigheid. Ze bagatelliseert het historische lijden van wie onder echte fascistische regimes heeft geleefd, en vervaagt het verschil tussen totalitaire onderdrukking en democratisch meningsverschil. Als alles fascisme is, dan is niets dat nog.

Het gemak van etikettering

Het nut van het label ligt in zijn efficiëntie. Zodra iemand een ‘fascist’ genoemd wordt, is verdere discussie overbodig. Die persoon wordt uitgesloten, gecanceld, zijn ideeën worden zonder nadenken verworpen. Dit is geen debat, maar excommunicatie. Het woord ‘fascisme’ fungeert als een seculiere vorm van ketterij: het markeert een gedachte als verboden.

Aan universiteiten is deze logica geïnstitutionaliseerd geraakt. Studentenorganisaties voeren campagnes om sprekers te verbieden die als ‘fascistisch’ worden bestempeld, zelfs wanneer die sprekers gewone democratische opvattingen verdedigen. Academici die progressieve dogma’s bekritiseren – over identiteit, vrije meningsuiting of biologische verschillen – riskeren professionele uitsluiting. De beschuldiging van ‘fascisme’ is een tuchtmiddel geworden, een manier om de grenzen van het denkbare te bewaken.

Sociale media versterken dit proces. Op platforms als X en Instagram is ‘fascist’ een alledaagse belediging geworden om tegenstanders te beschamen of tot zwijgen te brengen. Het is makkelijker iemand voor fascist uit te maken dan met hem in discussie te gaan. Het algoritme beloont verontwaardiging, niet nuance. Wie het hardst ‘fascist’ roept, krijgt de meeste likes. Zo ontstaat een cultuur waarin morele beschuldiging het argument vervangt.

Ironisch genoeg vertonen de middelen die vandaag worden ingezet om zogenaamd fascisme te bestrijden – censuur, groepsintimidatie, ideologische conformiteit – zelf fascistische trekken. Het ‘antifascisme’ van links wordt vaak autoritair in de praktijk: het eist gehoorzaamheid aan een morele orthodoxie en straft afwijking met sociale uitsluiting.

De ironie van autoritair antifascisme

De opkomst van militant ‘antifascisme’, verpersoonlijkt in bewegingen als Antifa, toont deze ironie scherp aan. Deze groepen, die beweren fascisme te bestrijden, gebruiken tactieken die nauwelijks te onderscheiden zijn van de autoritaire methoden die zij veroordelen. Zij rechtvaardigen geweld, vandalisme en publieke intimidatie als ‘verdediging van de democratie’. Ze schreeuwen sprekers weg, vernielen eigendom en vallen journalisten aan – allemaal in naam van vrijheid.

Hun gedrag weerspiegelt de psychologische essentie van het fascisme zelf: morele zekerheid, intolerantie voor afwijking, en de overtuiging dat geweld gerechtvaardigd is voor een hoger doel. Zoals historicus Robert O. Paxton schreef in The Anatomy of Fascism, ontstaat fascisme uit “een gevoel van overweldigende crisis dat niet met traditionele middelen kan worden opgelost.” Ook moderne antifascisten zien zichzelf als strijders in een eeuwige noodtoestand, waarin hun eigen autoritarisme geoorloofd is.

De paradox is duidelijk. Degenen die prediken over tolerantie en inclusiviteit, grijpen vaak zelf naar dwang en intimidatie. Ze zwijgen anderen toe ‘voor het algemeen belang’. Ze bewaken taal en gedachtegang onder het mom van morele zuiverheid. Dit is geen democratie, dit is een nieuw soort ideologisch puritanisme.

Het moderne antifascisme ziet niet dat fascisme niet enkel nationalistisch was, maar vooral totalitair. Door absolute ideologische zuiverheid te eisen en afwijkende meningen te bestraffen, herhalen zij precies datgene wat zij zeggen te bestrijden. Het woord ‘fascisme’ is zo een excuus geworden voor autoritair gedrag, een morele vrijbrief voor intolerantie.

Historische vergetelheid en morele verwarring

Het misbruik van het begrip ‘fascisme’ is ook een symptoom van bredere historische onwetendheid. De meeste mensen die het woord gebruiken, kunnen niet uitleggen wat het werkelijk betekent. Ze verwarren het met kapitalisme, conservatisme of simpelweg autoritair gedrag. Deze onwetendheid is geen toeval, maar het gevolg van een oppervlakkige onderwijscultuur die emotie belangrijker vindt dan kennis.

Echt fascisme, zoals het zich manifesteerde in Italië, Duitsland en Spanje, was een georganiseerde beweging met massale steun, duidelijke leiders en concrete ideologische doelen. Het eiste absolute loyaliteit aan de staat en de fusie van politiek, economie en identiteit. Het was geen ‘gemeen zijn’ of ‘rechtse politiek’, maar een totalitair systeem. Toch wordt het woord tegenwoordig achteloos geplakt op iedereen die afwijkt van de linkse consensus.

De Amerikaanse journalist H. L. Mencken merkte ooit op dat “de drang om de mensheid te redden vaak slechts een dekmantel is voor de drang om haar te overheersen.” Datzelfde geldt voor het moderne antifascisme. Achter de morele verontwaardiging schuilt de wil tot controle: de wens om de taal, het denken en het debat te beheersen. Het gebruik van ‘fascisme’ komt dus niet voort uit historisch inzicht, maar uit ideologisch gemak.

Deze verwarring heeft politieke gevolgen. Door gematigde of zelfs centrumstandpunten te bestempelen als fascistisch, creëert men een leegte waarin echte extremisten kunnen gedijen. Wanneer iedere conservatief een fascist wordt genoemd, verliest het woord zijn afschrikwekkende kracht. De morele grens tussen democratie en totalitarisme vervaagt. Ware fascisten profiteren juist van die verwarring.

Cultureel en taalkundig verval

De corruptie van taal gaat altijd vooraf aan het verval van denken. Wanneer ‘fascisme’ een synoniem wordt voor ‘iets wat ik niet leuk vind’, wordt betekenisvolle discussie onmogelijk. De verloedering van het begrip weerspiegelt een bredere culturele neergang: een wereld waarin morele verontwaardiging begrip vervangt, en slogans ideeën vervangen.

Dit taalkundig verval heeft gevolgen die verder reiken dan de politiek. Het verzwakt het intellectuele leven zelf. Universiteiten, media en zelfs kunst zijn arena’s geworden van ideologische conformiteit, waar angst voor het etiket ‘fascist’ creativiteit smoort. Schrijvers censureren zichzelf, docenten vermijden gevoelige onderwerpen, journalisten passen hun verhalen aan de moraal van de dag aan. Het resultaat is geen rechtvaardigheid, maar steriliteit.

Taal is altijd een slagveld geweest. Orwell waarschuwde al dat wanneer woorden hun betekenis verliezen, vrijheid verdwijnt. Het achteloze gebruik van ‘fascisme’ is onderdeel van dat proces. Het maakt van een serieus historisch concept een instrument van emotionele manipulatie. Het leert mensen niet denken, maar reageren.

Ook in de media is dit zichtbaar. Kranten en omroepen die ooit streefden naar objectiviteit, vervangen verslaggeving door morele etikettering. Politieke tegenstanders worden zonder uitleg ‘extreemrechts’ of ‘fascistisch’ genoemd. Het publiek neemt deze woorden niet op als analyse, maar als gevoel. Zo ontstaat een vorm van mentale conditionering: oppositie is gelijk aan kwaad.

De psychologie van projectie

Een ander element in het misbruik van ‘fascisme’ is psychologische projectie. Veel gedragingen die progressieven veroordelen als ‘fascistisch’ – intolerantie, censuur, obsessie met zuiverheid, moreel absolutisme – zijn zichtbaar binnen hun eigen bewegingen. Het voortdurend zuiveren van ‘onbetrouwbare’ partijgenoten, het controleren van taal, het publiekelijk beschamen op sociale media – het zijn mechanismen die doen denken aan totalitaire systemen.

In The True Believer schreef Eric Hoffer dat massabewegingen, links of rechts, dezelfde psychologische structuur delen. Ze trekken mensen aan die in een onzekere wereld houvast en betekenis zoeken. Het woord ‘fascist’ dient niet alleen om anderen te veroordelen, maar om zichzelf gerust te stellen: “ik ben niet zoals zij.” Het biedt een morele identiteit in een chaotische tijd. Maar juist die zelfrechtvaardiging is de kiem van hetzelfde autoritarisme dat men zegt te bestrijden.

Het gevaar van deze projectie is dat samenlevingen blind worden voor hun eigen onvrijheid. Wanneer censuur wordt gerechtvaardigd als ‘strijd tegen fascisme’, of geweld als ‘verdediging van de democratie’, verdwijnt de grens tussen vrijheid en controle. Hoe vaker men anderen ‘fascist’ noemt, hoe minder men in de spiegel kijkt.

De politieke gevolgen

Politiek gezien heeft het misbruik van ‘fascisme’ het publieke debat vergiftigd. Compromis wordt onmogelijk. Als één kant ervan overtuigd is dat de ander ‘fascistisch’ is, wordt dialoog moreel verraad. Het woord functioneert als een muur die communicatie verhindert. Politieke tegenstanders worden niet langer als andersdenkenden gezien, maar als vijanden van de mensheid.

Dit mechanisme is zichtbaar in vele westerse landen. In de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie worden populistische bewegingen routinematig als ‘fascistisch’ bestempeld, terwijl hun aanhang vaak voortkomt uit legitieme zorgen over immigratie, economie of culturele identiteit. In plaats van die zorgen serieus te nemen, worden ze weggezet als ‘haat’. Die minachting versterkt de polarisatie.

Binnen de EU is deze taal zelfs geïnstitutionaliseerd. Brusselse instellingen gebruiken morele terminologie om nationale regeringen die afwijken van de lijn ‘illiberaal’ of ‘autoritaristisch’ te noemen. Zo wordt het vocabulaire van het fascisme een diplomatiek wapen. Achter die morele verontwaardiging schuilt echter dezelfde technocratische arrogantie: het idee dat burgers onbetrouwbaar zijn als ze niet denken zoals men verwacht.

Door alles fascisme te noemen, hebben westerse elites het begrip betekenisloos gemaakt – en tegelijk het echte antifascisme van zijn morele ernst ontdaan.

De morele consequentie: banalisering van het kwaad

De ernstigste consequentie van deze taalvervuiling is de trivialisering van echt kwaad. Fascisme was geen metafoor, maar een systeem dat miljoenen mensen gevangen zette, martelde en vermoordde. Dat gelijkstellen aan hedendaagse politieke meningsverschillen is een belediging van de geschiedenis. De slachtoffers van totalitaire regimes worden bespot wanneer hun lijden wordt herleid tot een retorisch wapen op sociale media.

Gerenommeerde historici zoals Roger Griffin omschrijven in The Nature of Fascism fascisme als “een revolutionaire vorm van ultranationalisme die streeft naar regeneratie van de natie via een nieuw politiek bestel.” Dat heeft niets te maken met hedendaagse democratische politiek. Wie de term achteloos toepast, wist de historische realiteit uit. Wanneer woorden als ‘fascisme’, ‘haat’ of ‘extremisme’ worden gebruikt als morele stopwoorden, verliezen ze hun waarschuwende kracht. De banalisering van het kwaad is niet enkel een intellectuele fout, maar een morele zonde.

Een pleidooi voor taalkundige eerlijkheid

De oplossing ligt niet in censuur, maar in precisie. Het woord ‘fascisme’ moet worden gebruikt voor wat het werkelijk betekent: een totalitaire beweging, geworteld in mythisch nationalisme, massamobilisatie en de versmelting van staat en bedrijfsleven. Het mag geen etiket zijn voor afwijkende meningen. Politieke tegenstanders zijn geen vijanden van de mensheid.

Om het politieke debat te herstellen, moet de samenleving opnieuw leren dat vrijheid ook de vrijheid tot afwijking inhoudt. Vrijheid van meningsuiting omvat het recht om te vragen, te twijfelen en zelfs ongelijk te hebben. Het overdreven gebruik van ‘fascisme’ verraadt een angst voor vrijheid – een verlangen om niet enkel gedrag, maar ook gedachten te controleren.

Orwell’s waarschuwing blijft actueel: “Het woord fascisme heeft nu geen andere betekenis dan iets wat men onwenselijk vindt.” Om die betekenis te herstellen, moeten we morele inflatie weerstaan. We moeten opnieuw leren argumenteren in plaats van veroordelen, definiëren in plaats van beschuldigen. Alleen dan kan het woord zijn historische gewicht terugkrijgen – als waarschuwing, niet als wapen.

Wanneer een samenleving alles fascisme noemt, ziet zij niet het moment waarop het echte fascisme terugkeert. Dat is misschien wel de grootste ironie van allemaal: uit naam van waakzaamheid zijn we vergeten wat we eigenlijk moesten bewaken.


Doneer

Gedegen en nauwkeurige onderzoeksjournalistiek is onmisbaar voor een rechtvaardige samenleving en vergt tijd en inspanning. Bijdragen worden zeer gewaardeerd.

Donatie opties zien

Doneer voor kwalitatief en gedegen onderzoek

Steun onderzoeksjournalistiek. Uw bijdrage helpt ons om diepgravende verslaggeving voort te zetten.


2025 Rexje.. Alle rechten voorbehouden.
X