Het zorgkartel: hoe de moderne zorgindustrie winst maakt op menselijk lijden

De mythe van compassiegedreven zorg
In de westerse wereld roept het woord “zorg” warme beelden op. Het suggereert compassie, publieke dienstbaarheid en sociale solidariteit. In het politieke debat wordt het financieren van deze sector vaak gepresenteerd als een morele plicht. Maar achter de sluier van welwillendheid schuilt een immense en logge industrie waarin inefficiëntie, winstbejag en fraude niet de uitzondering zijn, maar de norm.
Of het nu gaat om jeugdzorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg, het moderne zorgstelsel is een complex systeem van prikkels geworden dat afhankelijkheid beloont, efficiëntie straft en ellende omzet in inkomsten. Dit artikel laat zien hoe de zogenaamde zorgsector is gekaapt door belangen die niet floreren door mensen te helpen, maar door hen in voortdurende hulpbehoevendheid te houden.
Een economie gebouwd op kwetsbaarheid
De zorgsector fungeert tegenwoordig als pijler van de moderne verzorgingsstaat. In landen zoals Nederland nemen gezondheids- en welzijnsuitgaven bijna 30 procent van de totale overheidsbegroting in beslag. Volgens cijfers van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat er jaarlijks meer dan 100 miljard euro naar langdurige en kortdurende zorg. In het Verenigd Koninkrijk bedroegen de uitgaven voor gezondheids- en maatschappelijke zorg in 2022 ruim 180 miljard pond. Deze bedragen blijven groeien, niet omdat mensen gezonder of beter geholpen worden, maar omdat het systeem kwantiteit beloont, niet resultaat.
Een groot deel van dat geld verdwijnt niet naar de werkvloer, maar naar lagen van bureaucratie, consultants, auditors en zogenaamde zorgondernemers. In De zorg is ziek (Ton Heerts) toont de auteur aan hoe particuliere zorgbureaus declaratiecodes manipuleren, werk doorschuiven naar zusterbedrijven en de duur of noodzaak van behandelingen opblazen. De patiënt wordt gereduceerd tot een declaratie-eenheid. Zorg wordt niet geleverd wanneer het nodig is, maar wanneer het winstgevend is.
Jeugdzorg: een goed gesubsidieerde ramp
De jeugdzorg is een van de meest bekritiseerde maar minst hervormde delen van de Europese verzorgingsstaten. In Nederland ontvangt jeugdzorg jaarlijks miljarden, maar de prestaties blijven achter. Rapporten van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving tonen aan dat kinderen in het systeem vaak slechter af zijn dan wanneer ze in moeilijke thuissituaties zouden blijven.
In De macht van jeugdzorg (Argos VPRO) onthulden klokkenluiders hoe financiële prikkels centraal staan in plaatsingen van kinderen. Elke plaatsing in een instelling opent een geldstroom voor therapeuten, begeleiders, instellingen en externe adviseurs. Sommige pleeggezinnen ontvangen meer dan 5.000 euro per maand per kind. Hoe langer het kind in het systeem blijft, hoe winstgevender het dossier.
Valse diagnoses komen veel voor. Kinderen worden als autistisch of getraumatiseerd bestempeld op basis van subjectieve beoordelingen, vaak zonder second opinion of rechterlijke toetsing. Ouders die hiertegen protesteren worden neergezet als problematisch. Gezinnen worden uit elkaar getrokken om een bureaucratische machine draaiende te houden die slachtoffers nodig heeft om haar eigen bestaan te rechtvaardigen.
Ouderenzorg: een pakhuis voor stervenden
Institutionele ouderenzorg, gepresenteerd als noodzakelijk vangnet voor vergrijzende bevolkingen, is een sector waarin menselijke waardigheid vaak ondergeschikt is aan efficiëntie. In veel verzorgingshuizen worden ouderen blootgesteld aan minimale zorg, afgehandeld als producten in een systeem dat besparingen boven welzijn stelt.
Een parlementaire enquête in 2017 concludeerde dat instellingen structureel onderbemand zijn in de praktijk, maar op papier overgefinancierd, met bestuurders die budgetten via boekhoudkundige trucs inzetten voor niet-zorggerelateerde uitgaven (Naar een toekomstbestendig zorgstelsel, Tweede Kamer). Tegelijkertijd zorgden personeelstekorten, burn-outs en nalatigheid voor schrijnende omstandigheden voor bewoners. Vergelijkbare situaties zijn zichtbaar in Duitsland, waar uit een inspectie bleek dat meer dan 60 procent van de verpleeghuizen niet voldeed aan basisnormen, ondanks volledige staatssteun (Pflege in Not, Der Spiegel).
Het model draait op maximale bezetting met minimale aandacht. Bewoners worden in leven gehouden en gestabiliseerd, maar zelden menswaardig verzorgd. Maaltijden zijn gestandaardiseerd, routines rigide, en persoonlijke autonomie verdwijnt. In deze context is lang leven geen zegen, maar een bron van doorlopende inkomsten.
Geestelijke gezondheidszorg: een zelfvoorzienend verdienmodel
De geestelijke gezondheidszorg is de afgelopen decennia uitgegroeid van een specialistisch zorggebied tot een allesomvattende industrie. Toenemende diagnoses van depressie, angststoornissen, ADHD, autisme en bipolaire stoornissen hebben geleid tot een explosie van medicatie, therapieprogramma’s en residentiële instellingen.
In de Verenigde Staten heeft de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) de lijst van behandelbare stoornissen meer dan verdrievoudigd. Waar de eerste editie 106 aandoeningen bevatte, telt de huidige versie meer dan 300. Elke aandoening rechtvaardigt nieuwe behandelingen, declaraties en vaak levenslange medicatie.
Deze trend zet zich voort in Europa. In Dwangbuis van de GGZ (Janneke Monshouwer) wordt blootgelegd hoe Nederlandse GGZ-instellingen systematisch overdiagnosticeren om cliënten onder te brengen in de meest lucratieve behandeltrajecten. Kinderen zijn bijzonder kwetsbaar. Gedragsverschillen die ooit als normaal golden, worden nu gelabeld als stoornissen die permanente begeleiding vereisen. Herstel is zelden het doel. Herhaling wel.
Langdurige therapieën, herhaalconsulten en medicatie zorgen voor een constante inkomstenbron. Een genezen patiënt is een verloren klant.
De stille profiteurs: adviseurs en bemiddelaars
Terwijl zorgverleners onder druk en tegen lage lonen werken, floreert achter de schermen een leger van tussenpersonen. Zorgconsultants, auditors, data-analisten, zorgmakelaars en compliance-adviseurs beheersen de structuur van de zorg, zonder ooit een patiënt te zien.
Een audit van de Algemene Rekenkamer uit 2020 toonde aan dat in sommige gemeenten meer dan 25 procent van het zorgbudget werd besteed aan administratie, consultancy en IT-systemen (Zorggeld zonder zorg, NRC Handelsblad). Zorg wordt hierdoor herleid tot een bureaucratisch spel, waarbij succes niet wordt gemeten in gezondheidswinst, maar in het correct invullen van formulieren en het indienen van rapporten.
Deze tussenpersonen staan zelden ter discussie. Toch bepalen zij hoe de zorg is ingericht, hoe budgetten worden besteed en wie toegang krijgt tot welke vorm van hulp. Zij vormen de motor van de inefficiëntie, terwijl ze zelf buiten schot blijven.
Structurele prikkels om lijden te verlengen
Het economische model van de moderne zorgindustrie is gebaseerd op herhaalde hulp, niet op genezing. Dit leidt tot een systemische perversie: hoe langer een probleem aanhoudt, hoe meer geld ermee gemoeid is. Dit is vooral zichtbaar in langdurige zorg en de GGZ. Symptoombestrijding levert meer op dan het oplossen van oorzaken.
In Het zorgstelsel werkt niet meer (Frits Bosch) betoogt de auteur dat het systeem niet stuk is, maar precies functioneert zoals het ontworpen is — om te beheren, niet om op te lossen. Dit ontwerp wordt beschermd door lobbygroepen, emotionele retoriek en politieke lafheid.
Jeugdzorginstellingen worden niet beloond voor gezinshereniging. GGZ-instellingen krijgen geen bonussen voor het terugdringen van medicijngebruik. Ouderenzorginstellingen worden niet beoordeeld op waardigheid of levenskwaliteit. De meetpunten zijn kwantitatief, niet kwalitatief. Patiënten worden gevangen in een cyclus van behandelingen zonder einde.
Wijdverspreide fraude die niemand wil zien
Naast inefficiëntie en mismanagement is er ook grootschalige fraude. In heel Europa zijn zorgbudgetten doelwit van misbruik via spookcliënten, valse declaraties, gefingeerde uren en schijnconstructies. In Nederland is het PGB (persoonsgebonden budget) stelsel herhaaldelijk misbruikt.
Een berucht voorbeeld is Stichting Zorgplan, waar miljoenen werden verduisterd via gefabriceerde zorguren, ongediplomeerd personeel en niet-bestaande cliënten (Zorgfraude bij Stichting Zorgplan, NOS). Onderzoek wees uit dat de toezichthoudende instanties zo bureaucratisch waren dat het jaren duurde voordat de fraude aan het licht kwam.
Ook in België en het Verenigd Koninkrijk werden soortgelijke praktijken blootgelegd: dubbele facturatie, belangenverstrengeling en witwaspraktijken onder het mom van zorgvernieuwing (Witwaspraktijken in de zorgsector, De Tijd).
Deze fraude vindt zelden in het geniep plaats. Ze is vaak ingebed in het systeem en mogelijk gemaakt door de morele onaantastbaarheid van de sector.
De kracht van morele chantage
Kritiek op de zorgsector is lastig, niet omdat het inhoudelijk zwak is, maar omdat het moreel wordt afgeketst. Wie het systeem ter discussie stelt, wordt al snel neergezet als kil of onmenselijk. Deze morele chantage neutraliseert debat. Politici durven geen hervormingen door te voeren. Journalisten worden bekritiseerd als hardvochtig. Burgers worden ontmoedigd om vragen te stellen over instellingen die zich tooien met het woord ‘compassie’.
Toch is het juist deze immuniteit die misstanden in stand houdt. Zolang kritiek wordt afgestraft met morele verontwaardiging, blijft hervorming onmogelijk. Dit patroon zien we ook bij ontwikkelingshulp, klimaatbeleid en migratiesubsidies: het gebruik van ethische taal als schild voor systeemfalen.
Is instorting de enige oplossing?
Echte hervorming vereist meer dan technocratische aanpassingen. Het vraagt om het afschaffen van de huidige financieringsmodellen, het schrappen van bureaucratische lagen, het verbieden van interne doorfacturatie tussen verbonden bedrijven, en het vastleggen van een strikt maximum op overheadkosten. Bovenal moet zorg opnieuw worden gedefinieerd — niet als een declaratieproces, maar als een menselijke relatie.
Toch stellen velen dat zo’n hervorming politiek onmogelijk is. De sector is te groot, te complex en te diep verankerd in de economie. In dat licht is een gecontroleerde instorting wellicht de enige uitweg. Laat het systeem bezwijken, zodat het kan worden vervangen door kleinschalige, lokale alternatieven. Zorg moet weer iets worden dat tussen mensen plaatsvindt, niet tussen instellingen.
Wie zorgt er écht?
Echte zorg is eenvoudig. Het is de bereidheid om anderen te helpen zonder voorwaarden, zonder bureaucratie, en zonder eigenbelang. De moderne zorgindustrie heeft dit basisprincipe omgevormd tot een transactiemodel, geregeerd door spreadsheets en beleidsplannen.
Het tragische is dat miljoenen mensen deze sector betreden met goede intenties, maar worden uitgeperst door een systeem dat hun toewijding misbruikt. Tot we echte zorg loskoppelen van institutioneel eigenbelang, zal deze industrie een parasiet blijven op menselijk lijden — gevoed door pijn, beloond voor inefficiëntie, en beschermd door de taal van medemenselijkheid.