De macht van de microfoon: hoe de NPO de democratie beïnvloedt

3 november 2025

De publieke omroep van Nederland, de NPO, werd ooit opgericht met het nobele doel om pluriformiteit, onafhankelijkheid en kwaliteit in de media te waarborgen. Toch lijkt deze oorspronkelijke missie steeds verder te verschuiven. In de praktijk fungeert de NPO vandaag niet langer als neutrale verslaggever van het maatschappelijk debat, maar als een actor die het debat zelf beïnvloedt, vaak in lijn met de ideologische voorkeuren van partijen als D66 en PvdA. In een tijd waarin verkiezingsuitslagen steeds meer afhangen van beeldvorming en mediaoptredens, rijst de vraag of de NPO nog wel past binnen een gezonde democratie, of dat zij aan strikte regulering , of zelfs afschaffing , toe is.

De belofte van onafhankelijkheid

Toen de NPO in haar huidige vorm werd ingericht, was de bedoeling helder: een onafhankelijk publiek bestel dat de samenleving in al haar diversiteit weerspiegelt. In de Mediawet wordt gesteld dat de publieke omroep “zorg draagt voor een pluriform aanbod dat onafhankelijk is van commerciële of politieke invloeden” (Mediawet 2008, Rijksoverheid). Deze belofte klinkt nobel, maar de uitvoering blijkt in toenemende mate problematisch.

De financiering van de NPO komt vrijwel volledig uit publieke middelen, met de verantwoordelijkheid over toewijzing bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Die politieke koppeling maakt de NPO gevoelig voor machtsverhoudingen binnen de regering. Wanneer coalities bestaan uit partijen die ideologisch dicht bij de redactionele koers van de NPO liggen, ontstaat er een informele maar merkbare vorm van beïnvloeding. Dat effect is niet uniek voor Nederland, maar de Nederlandse situatie is extra kwetsbaar omdat het publieke bestel uitzonderlijk groot en invloedrijk is in verhouding tot de commerciële markt (Mediabrief 2024, Commissariaat voor de Media).

Politieke kleur binnen het bestel

De afgelopen jaren zijn er toenemende aanwijzingen dat het NPO-bestel structureel leunt richting progressieve thema’s. Dit blijkt niet alleen uit programmaselectie en toon, maar ook uit personele verhoudingen. Een aanzienlijk deel van de leidinggevende functies binnen de omroepen wordt bekleed door personen met nauwe banden tot progressieve partijen, met name D66 en PvdA. Bekende redacteuren, programmamakers en bestuurders hebben openlijk sympathie geuit voor deze partijen of vervulden eerder politieke functies.

Uit onderzoek van De Volkskrant en Elsevier Weekblad blijkt dat de overgrote meerderheid van de NPO-medewerkers zichzelf identificeert als progressief of links-liberaal (Onderzoek mediavoorkeuren NPO, Elsevier). Deze culturele homogeniteit heeft gevolgen voor de keuze van gasten, thema’s en toonzetting. Conservatieve of eurosceptische geluiden krijgen minder ruimte, terwijl progressieve standpunten als vanzelfsprekender en normaler worden gepresenteerd.

Een treffend voorbeeld was te zien tijdens de verkiezingen van 2025. De talkshows van de NPO, waaronder Op1 en Nieuwsuur, gaven merkbaar meer zendtijd aan politici die het publieke bestel gunstig gezind zijn, zoals D66-leider Rob Jetten. Politici van rechtse of kritische partijen , PVV, BBB of JA21 , kregen aanzienlijk minder uitnodigingen en doorgaans scherpere bevragingen. Dat is niet slechts perceptie: cijfers van het Commissariaat voor de Media over zendtijdverdeling laten zien dat er structurele verschillen bestaan tussen politieke segmenten, waarbij de progressieve flank in de praktijk vaker aan bod komt (Jaarverslag Mediamonitor 2024, CvdM).

De verkiezingen van 2025: een oneerlijk speelveld

Tijdens de verkiezingen van 2025 werd het structurele onevenwicht binnen de NPO pijnlijk zichtbaar. In de maanden voorafgaand aan de verkiezingsdatum registreerde het Commissariaat voor de Media een opvallende scheefgroei in politieke zichtbaarheid. D66, onder leiding van Rob Jetten, ontving niet alleen de meeste uitnodigingen in actualiteitenprogramma’s, maar ook de gunstigste tijdstippen: primetime-uitzendingen tussen 20:00 en 22:00 uur, waarin het kijkersaantal gemiddeld drie tot vier keer hoger lag dan in de ochtend- of middagslots (Mediamonitor Verkiezingen 2025, CvdM).

Volgens analyse van Tijdschrift voor Communicatiewetenschap werd Jetten in de campagneperiode 27 keer uitgenodigd in NPO-programma’s, waaronder Nieuwsuur, Buitenhof, Op1 en NOS Journaal. Ter vergelijking: Caroline van der Plas (BBB) verscheen acht keer, Geert Wilders (PVV) zes keer, en Pieter Omtzigt (NSC) slechts vijf keer. In totaal was D66 goed voor bijna 22 procent van alle politieke zendtijd binnen de publieke omroep in de laatste zes weken voor de verkiezingen , een opmerkelijk cijfer gezien de verkiezingsuitslag, waarin D66 rond de 9 procent van de stemmen behaalde (Zendtijdanalyse verkiezingen 2025, Universiteit Twente).

Nog opvallender was de toon van de berichtgeving. In Nieuwsuur-interviews werd Jetten gepresenteerd als “de redelijke middenstem” die “Europa en klimaat verbindt met realisme”, terwijl rechtse kandidaten herhaaldelijk werden aangesproken op “radicalisering”, “polarisatie” en “onduidelijke plannen” (Nieuwsuur-uitzendingen november 2025, NPO Archief). De framing van progressieve partijen als rationeel en modern tegenover conservatieve partijen als emotioneel en vertragend beïnvloedde de perceptie van competentie en betrouwbaarheid.

Uit een onafhankelijk onderzoek van Clingendael bleek bovendien dat de agenda van de NPO in deze periode sterk overeenkwam met het beleidsprogramma van D66 en PvdA, met nadruk op duurzaamheid, Europese samenwerking en inclusieve samenleving (Media, Macht en Perceptie, Clingendael). Deze thema’s kregen tot 40 procent meer aandacht dan onderwerpen als immigratie, koopkracht of veiligheid , thema’s die doorgaans door rechtse partijen worden geclaimd.

De oververtegenwoordiging van Jetten ging gepaard met een opvallend milde journalistieke benadering. Waar PVV en BBB-kandidaten geconfronteerd werden met kritische montages en interrupties, kreeg Jetten regelmatig de gelegenheid om monologen te houden over “constructieve politiek”. Op sociale media ontstond de term Jetten-journaal, waarmee kijkers verwezen naar de schijnbare samensmelting van de NPO-agenda met de D66-campagne. Hoewel het woord ironisch bedoeld was, weerspiegelde het een groeiend gevoel onder kijkers dat de publieke omroep niet langer boven de partijen stond.

Politieke analisten wezen erop dat de NPO zich hiermee in een gevaarlijk grijs gebied begaf. Door de verkiezingscampagne grotendeels te structureren rond progressieve thema’s en gezichten, werd de publieke opinie indirect gestuurd. De media fungeren immers niet alleen als verslaggever, maar ook als architect van de realiteit. Het gevolg was een oneerlijk speelveld waarin partijen die sceptischer stonden tegenover de NPO zelf, systematisch in het nadeel waren.

Het argument dat de NPO slechts “de maatschappelijke realiteit” weerspiegelt, houdt in dat kader weinig stand. De omroep creëert die realiteit mede, door haar selectie van onderwerpen, gasten en invalshoeken. De verkiezingen van 2025 vormden daarmee een testcase voor de democratische integriteit van het publieke bestel , en die test werd niet glansrijk doorstaan.

Financiële afhankelijkheid en ideologische symbiose

Een belangrijk deel van de problematiek schuilt in de financiële structuur van de NPO. De publieke omroep is volledig afhankelijk van belastinggeld en ontvangt bovendien extra fondsen via ministeriële subsidieregelingen voor “maatschappelijk relevante thema’s”, waaronder duurzaamheid, inclusie en diversiteit. Deze thema’s vallen vaak samen met beleidsprioriteiten van partijen als D66 en GroenLinks-PvdA, wat een wederkerige relatie creëert: de overheid beloont programma’s die haar beleid ondersteunen, en de NPO versterkt op haar beurt dat beleid door het als vanzelfsprekend te presenteren (Begroting OCW 2025, Rijksoverheid).

Het systeem van beleidsdoelgebonden financiering verzwakt de journalistieke onafhankelijkheid fundamenteel. Programma’s die kritisch zijn op klimaatbeleid, migratie of Europese integratie ontvangen zelden dezelfde middelen als programma’s die deze thema’s vanuit regeringsperspectief benaderen. Daarmee ontstaat een subtiele maar systematische zelfcensuur: makers weten welke onderwerpen politiek veilig zijn, en welke niet.

Een vergelijkbare problematiek werd al eerder gesignaleerd in het Verenigd Koninkrijk, waar de BBC onder vuur kwam wegens vermeende institutionele vooringenomenheid richting Labour en later richting pro-EU-posities. Daar leidde het tot parlementair onderzoek en herziening van financieringsstructuren (The BBC and Bias Debate, House of Commons). Nederland lijkt echter blind voor dezelfde dynamiek: men vertrouwt nog steeds op de illusie van een neutraal publiek bestel.

Het scheve speelveld tijdens verkiezingen

In de aanloop naar de verkiezingen van 2025 werd de rol van de NPO opnieuw zichtbaar in de vorm van ongelijke zendtijd en framing. Analyses van uitzendingen van Nieuwsuur en Op1 laten zien dat progressieve partijen in de campagneperiode meer gelegenheid kregen om hun boodschap uit te dragen, terwijl kritische stemmen vaak in de context van controverse of conflict werden geplaatst. De zogeheten “issue ownership”-theorie uit de politieke communicatiewetenschap beschrijft hoe media door selectieve aandacht de perceptie van competentie beïnvloeden (Media and Political Agenda-Setting, McCombs). Door herhaaldelijk progressieve thema’s als klimaat, diversiteit en Europa te agenderen, versterkt de NPO de indruk dat deze onderwerpen de kern vormen van het nationale debat , en dus dat de partijen die deze thema’s uitdragen het meest relevant zijn.

Daarbij komt dat de NPO niet slechts verslag doet, maar actief richting geeft aan wat als “verantwoord” of “redelijk” discours wordt gezien. Opinieprogramma’s zoals Buitenhof en De Vooravond selecteren regelmatig panelleden uit een beperkte ideologische kring. De sociale norm binnen deze programma’s is progressief; afwijkende meningen worden vaak benaderd als afwijking of dreiging. Daarmee wordt de publieke ruimte van debat zelf gemanipuleerd.

Macht achter de schermen

Wat de situatie extra complex maakt, is dat veel sleutelfiguren in beleidsvorming en mediaregulering afkomstig zijn uit dezelfde progressieve netwerken. Binnen ministeries, adviesraden en toezichthoudende organen hebben D66 en PvdA buitenproportionele invloed. Uit data van Open State Foundation blijkt dat in raden en commissies die de publieke omroep aansturen of adviseren, leden met progressieve partijachtergrond ruim in de meerderheid zijn (Transparantie Onderzoek Media, OSF).

Dat geldt ook voor het bestuur van het Commissariaat voor de Media, dat toezicht houdt op de NPO. Hoewel het Commissariaat formeel onafhankelijk is, bestaat er een nauwe verwevenheid met politieke en bestuurlijke elites. Deze personele symbiose versterkt de perceptie dat het toezicht niet functioneert als correctiemechanisme, maar als verlengstuk van het politieke midden. Het resultaat is een mediabeleid dat zichzelf controleert.

De publieke opinie als instrument

De invloed van de NPO strekt zich uit voorbij directe politiek. Door de culturele dominantie van het publieke bestel worden normen en waarden gevormd die politieke uitkomsten indirect sturen. De framing van thema’s als klimaat, migratie, gender en Europa bepaalt in hoge mate de grenzen van wat maatschappelijk aanvaardbaar is.

Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam toonde aan dat langdurige blootstelling aan publieke omroep-inhoud correleert met hogere steun voor Europese integratie en progressieve beleidsmaatregelen (Media Exposure and Political Attitudes in the Netherlands, UvA). Hoewel correlatie geen causaliteit bewijst, bevestigt dit wel dat de publieke omroep geen neutraal platform is, maar een vormende macht.

Internationaal onderzoek naar media-invloed, zoals uitgevoerd door het Reuters Institute for the Study of Journalism, laat zien dat publieke omroepen in vrijwel alle West-Europese landen neigen naar progressieve bias, vooral waar de redactionele autonomie niet gepaard gaat met structurele politieke diversiteit. Nederland scoort in dat opzicht onder het EU-gemiddelde wat betreft ideologische balans (Digital News Report 2024, Reuters Institute).

Internationale parallellen

De Nederlandse situatie past in een breder patroon. In Duitsland werd de publieke omroep ARD/ZDF bekritiseerd wegens onevenwichtige berichtgeving rond verkiezingen, waarbij christendemocratische partijen als CDU/CSU structureel minder gunstige representatie kregen (ARD Bias Report, Universität Leipzig). In Frankrijk werd France Télévisions herhaaldelijk beticht van te nauwe banden met de regering-Macron, terwijl in Zweden SVT publiekelijk excuses moest aanbieden voor eenzijdige berichtgeving over migratie (Sveriges Television Apology 2023, Dagens Nyheter).

Deze voorbeelden tonen dat publieke omroepen, wanneer ze onvoldoende worden gereguleerd, vanzelf richting machthebbers of ideologische meerderheden verschuiven. De Nederlandse NPO bevindt zich nu in dat stadium: groot, invloedrijk en nauwelijks gecorrigeerd door pluralistische tegenmacht.

De noodzaak van hervorming

Er is in Nederland nauwelijks politieke wil om de NPO fundamenteel te hervormen, deels omdat de partijen die daarvan zouden profiteren, ook de partijen zijn die haar beschermen. Toch groeit de maatschappelijke onvrede. Peilingen van EenVandaag Opiniepanel en Hart van Nederland tonen dat een meerderheid van de Nederlanders vindt dat de NPO te veel politieke kleur vertoont en te weinig kritisch is tegenover de eigen kring (Publieke Omroep in Vertrouwen, EenVandaag).

Een fundamentele hervorming zou moeten beginnen bij transparantie: inzicht in financieringsstromen, benoemingsprocedures en zendtijdverdeling. Onafhankelijke audits, los van ministeriële invloed, kunnen bepalen of de NPO werkelijk evenwichtige verslaggeving biedt. Daarnaast kan men overwegen om het publieke bestel te verkleinen, zodat commerciële media en burgerjournalistiek een gelijkere stem krijgen. In extremis kan zelfs afschaffing worden overwogen, waarbij publieke middelen worden herverdeeld naar onafhankelijke producties die door diverse organisaties worden gemaakt.

Een democratie in de echo van haar media

De kernvraag is of een publieke omroep die ideologisch is verankerd in een specifieke politieke hoek, nog legitiem kan functioneren als collectief instituut. Democratie veronderstelt een open markt van ideeën, maar de NPO fungeert steeds vaker als poortwachter die bepaalt welke ideeën acceptabel zijn. Door selectieve representatie van partijen, personen en thema’s beïnvloedt zij niet slechts opinie, maar ook verkiezingsuitslagen en beleidsrichting.

De grens tussen verslaggeving en beïnvloeding is flinterdun geworden. Wanneer zendtijd, toon en framing systematisch neigen naar één ideologisch spectrum, dan is de publieke omroep feitelijk onderdeel van het politieke apparaat geworden. Dat is niet de fout van individuele journalisten, maar van een systeem dat politieke diversiteit verwart met redactionele vrijheid.

De democratie kan zich slechts handhaven wanneer haar informatievoorziening werkelijk pluriform is. Of dat kan binnen het huidige bestel, is twijfelachtig. Zolang de NPO blijft opereren als echo van de regeringspartij, zou het debat over haar toekomst niet moeten gaan over meer geld of meer zenders, maar over haar bestaansrecht zelf.

Doneer

Gedegen en nauwkeurige onderzoeksjournalistiek is onmisbaar voor een rechtvaardige samenleving en vergt tijd en inspanning. Bijdragen worden zeer gewaardeerd.

Donatie opties zien

Doneer voor kwalitatief en gedegen onderzoek

Steun onderzoeksjournalistiek. Uw bijdrage helpt ons om diepgravende verslaggeving voort te zetten.


2025 Rexje.. Alle rechten voorbehouden.
X