De klimaatreligie: klimaatdenken het nieuwe geloof

Een nieuw geloof voor een seculiere tijd
In moderne samenlevingen waar georganiseerde religie grotendeels is verdwenen, is een leegte van betekenis ontstaan. Traditionele geloofssystemen, die ooit centraal stonden in het wereldbeeld en de identiteit van mensen, zijn vervangen door seculiere ideologieën die vaak net zo dogmatisch zijn. Eén van de meest opvallende is het klimaatverhaal, dat zich niet alleen aandient als een wetenschappelijke kwestie, maar als een allesomvattend geloofssysteem dat opvallend veel religieuze trekken vertoont.
Dat het klimaat verandert als natuurkundig fenomeen staat hier niet ter discussie. Wat wel aandacht verdient, is de manier waarop het onderwerp verheven is tot een onaantastbare waarheid, vol morele geboden, rituelen, ketterijen en apocalyptische visioenen. Het klimaatdiscours beweegt zich niet langer binnen de grenzen van de empirische wetenschap, maar neemt de sociale kenmerken aan van een geloofssysteem: totalitair in reikwijdte, intolerant voor afwijking, en doordrenkt met morele overtuiging.
Heilige teksten en hogepriesters
Zoals elke religie heeft ook het klimaatgeloof zijn geschriften. De rapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) dienen als heilige teksten, behandeld door media en politieke elites als onfeilbaar. Deze documenten zijn lang, complex en vol waarschijnlijkheden, maar worden steevast herleid tot eenvoudige, onaantastbare slogans: “De wetenschap is duidelijk,” “We hebben nog 12 jaar om de planeet te redden,” of “97% van de wetenschappers is het eens.”
Deze zinnen functioneren niet als analytische tools, maar als catechismussen. Wie ze in twijfel trekt, ondermijnt daarmee de morele legitimiteit van het moderne Westen. Wetenschappers als Judith Curry, Richard Lindzen of John Christy, die afwijken van de consensus, worden niet serieus genomen maar gediskwalificeerd, vaak met het label “klimaatontkenner” – een term die bewust verwijst naar Holocaustontkenning, om zo morele verdorvenheid te suggereren in plaats van intellectuele twijfel (Climate Change: What Do Scientists Say?, Curry).
Tegelijkertijd treden figuren als Greta Thunberg of Al Gore op als hogepriesters van de beweging. Zij preken voor wereldleiders en roepen de wraak van de natuur af over een zondige mensheid. Hun toespraken zijn doorspekt met morele taal: de aarde lijdt, en dat komt door onze hebzucht, onze vervuiling, onze overdaad. Verlossing is mogelijk, maar alleen via radicale offers.
Zonde, schuld en boetedoening
De parallellen met het christendom zijn opvallend. In het klimaatgeloof is de oerzonde de industrialisatie. Moderne gemakken, technologische vooruitgang en fossiele brandstoffen worden niet langer gevierd als menselijke prestaties, maar veroordeeld als morele misstappen. Vooral bij jongeren wordt collectieve schuld gecultiveerd: hun bestaan wordt gepresenteerd als een last voor de planeet.
Die schuld uit zich in rituelen van boetedoening. Persoonlijke CO₂-calculators zijn de nieuwe biechtstoelen. CO₂-compensaties kopen lijkt sterk op de middeleeuwse aflaatpraktijk, waarbij men kon betalen om tijd in het vagevuur te verminderen. “Groene” consumptie stelt mensen in staat zich deugdzaam te voelen zonder werkelijk gedrag te veranderen – net zoals gelovigen die hun luxe leven voortzetten, zolang ze maar doneren aan de kerk.
Zelfs de taal rondom klimaatbeleid is doordrenkt van boetedoening. Overheden en bedrijven moeten “zich verbinden,” “beloften doen” en “offers brengen” om de doelstellingen van Parijs te halen. Burgers worden opgeroepen “hun steentje bij te dragen,” ook al is het effect van individuele inspanningen verwaarloosbaar. Deze nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid leidt af van politieke analyse en versterkt een soort eco-puritanisme.
Apocalyptisch eindtijddenken
Elke religie heeft zijn eindtijdverhalen. Het klimaatdiscours vormt hierop geen uitzondering. De voorspellingen van rampspoed worden met evangelische urgentie gebracht: de zeeën stijgen, de oogsten mislukken, miljoenen zullen sterven, en de aarde zal in vlammen opgaan. Zulke beweringen worden zelden als waarschijnlijkheden gepresenteerd, maar als zekerheden.
Het gebruik van tijdsgebonden ondergangsvoorspellingen is typisch voor millenaristische sekten. In de jaren ’70 voorspelden wetenschappers een nieuwe ijstijd (The Cooling World, Gwynne). In de jaren ’80 zou zure regen de bossen vernietigen. In de jaren 2000 werd gesteld dat het Arctische ijs tegen 2013 verdwenen zou zijn (Arctic Ice Gone in Summer Within Five Years, BBC). Wanneer deze voorspellingen niet uitkomen, worden de data stilzwijgend aangepast, maar blijft het narratief intact.
Deze verschuivende deadline dient een doel: het houdt een permanente staat van urgentie en morele paniek in stand. Mensen eisen geen bewijs of details wanneer het einde der tijden aanstaande lijkt. De voortdurende herhaling van naderend onheil bevordert gehoorzaamheid, volgzaamheid en onderwerping aan autoriteit.
Ketterij en excommunicatie
Een van de duidelijkste tekenen dat het klimaatverhaal religieuze trekken heeft aangenomen, is de manier waarop afwijkende stemmen worden behandeld. In de wetenschap is onenigheid een teken van gezondheid. In het klimaatdiscours geldt scepsis als godslastering. Twijfel aan de ernst van de voorspellingen, de betrouwbaarheid van modellen of de effectiviteit van beleid is voldoende om als “ontkenner” te worden gestigmatiseerd.
Media weren afwijkende standpunten, academische tijdschriften publiceren zelden alternatieve inzichten, en publieke figuren die zich kritisch uitlaten, riskeren reputatieschade. Zelfs komieken, acteurs of kunstenaars lopen gevaar gecanceld te worden als ze het “verkeerde” zeggen over het klimaat.
Deze angstcultuur remt open debat. Zelfcensuur wordt de norm in wetenschap en journalistiek. In die zin lijkt het klimaatgeloof op een theocratie: er is geen onderscheid meer tussen empirisch onderzoek en ideologische loyaliteit.
Secularisatie en de opkomst van nieuwe geloven
Waarom heeft het klimaatverhaal zulke religieuze trekken aangenomen? Een deel van het antwoord ligt in de bredere trend van secularisatie. Naarmate traditionele religies invloed verliezen, ontstaan nieuwe ideologieën die het existentiële vacuüm vullen. Milieudenken biedt betekenis, een moreel kompas, en een gemeenschap van gelijkgestemden. Het voorziet in dezelfde menselijke behoeften naar orde, zin en zingeving.
Het verschil is echter dat dit nieuwe geloof zich voordoet als wetenschap. Het claimt empirische autoriteit en eist tegelijk morele gehoorzaamheid. Het gebruikt data niet als middel tot kennis, maar als instrument van sociale conformiteit. Het onderdrukt afwijking niet met theologische argumenten, maar met beschuldigingen van onwetendheid of slechtheid.
Het resultaat is een hybride ideologie: een gesacraliseerde wetenschap of een geobjectiveerd geloof, afhankelijk van het perspectief. Het put autoriteit uit beide domeinen, maar is aan geen van beide werkelijk verantwoording schuldig.
Rituelen zonder resultaat
Ondanks tientallen klimaattoppen, beloftes en verdragen blijven de emissies stijgen, en halen weinig landen hun doelstellingen. De kloof tussen retoriek en realiteit is groot. Toch ondermijnt dit falen het narratief niet. Integendeel: het bevestigt de diepte van onze zondigheid. De oplossing is altijd méér opoffering, nooit méér scepsis.
Klimaatbeleid is grotendeels performatief geworden. Klimaattoppen functioneren als wereldwijde liturgieën, waar leiders bijeenkomen om hun geloof te bevestigen en hun deugd uit te dragen. De uitkomsten zijn meestal symbolisch. Doelstellingen voor klimaatneutraliteit worden ver in de toekomst gelegd, vaak lang nadat de huidige politici verdwenen zijn. Concreet beleid wordt uitgesteld, terwijl symbolische acties – plastic rietjes verbannen, producten hernoemen, een uur het licht uitdoen – worden gevierd als overwinningen.
Deze focus op uiterlijk vertoon boven daadwerkelijk resultaat weerspiegelt religieuze rituelen die vorm boven inhoud stellen. Het gaat niet om wat bereikt wordt, maar om wat gesignaleerd wordt.
Technocratie en de heilige rol van “experts”
In plaats van profeten kent het klimaatgeloof “experts.” Wetenschappers en modelleurs bezitten bijna goddelijke autoriteit. Hun voorspellingen bepalen beleid, sturen investeringen en vormen morele kaders. Toch zijn deze modellen niet onfeilbaar. Ze hangen af van aannames, vereenvoudigingen en onvolledige data. Desondanks worden ze behandeld met een eerbied die ooit voorbehouden was aan de Schrift.
Technocratie vervangt democratie binnen dit paradigma. Beslissingen worden niet genomen via open debat, maar via expertcommissies en internationale bureaucratieën. Instellingen als het IPCC en de UNFCCC opereren zonder directe verantwoording aan de kiezer. Ze spreken namens de wetenschap, maar hun aanbevelingen bevatten morele verplichtingen die elk aspect van het leven beïnvloeden: hoe we eten, reizen, bouwen en werken.
Het verheffen van experts tot morele autoriteiten is een gevaarlijke ontwikkeling. Het vervaagt het onderscheid tussen beschrijvende kennis (wat is) en normatieve oordelen (wat zou moeten zijn). Wetenschappers kunnen vaststellen hoe het klimaat verandert, maar zijn niet automatisch gekwalificeerd om te bepalen hoe de samenleving moet worden ingericht. Toch zijn die twee binnen het klimaatgeloof onlosmakelijk verbonden.
Infantilisering en gehoorzaamheid
Een laatste religieus kenmerk van het klimaatdiscours is de manier waarop het publiek wordt behandeld. Burgers worden niet beschouwd als rationele mensen die afwegingen kunnen maken, maar als kinderen die bang gemaakt moeten worden om gehoorzaam te blijven. Emotionele manipulatie is schering en inslag: beelden van verdrinkende ijsberen, brandende bossen of huilende kinderen dienen om paniek te zaaien, niet om begrip te vergroten.
Deze infantilisering komt goed uit voor wie centralisatie van macht nastreeft. Ze rechtvaardigt het onderdrukken van afwijkende stemmen en het verschuiven van beslissingen naar boven. Overheden, NGO’s en bedrijven presenteren zich als morele hoeders van de planeet, die een verdwaalde bevolking begeleiden naar de juiste weg.
Zo wordt het klimaatverhaal een instrument van bestuur. Het mobiliseert angst, schuld en groepsidentiteit om gedrag te sturen zonder democratische instemming. Het zegt de wereld te willen redden, terwijl het moeilijke vragen over macht, economie en vrijheid uit de weg gaat.
Slotbeschouwing: geloof vermomd als wetenschap
Het klimaatverhaal vertoont alle kenmerken van een moderne religie: heilige teksten, morele geboden, hogepriesters, eindtijdvisies, ketterijen, rituelen en onaantastbare waarheden. Het functioneert niet alleen als een manier om milieuveranderingen te begrijpen, maar als een geloofssysteem dat identiteit, betekenis en verlossing biedt.
Het gevaar ligt niet in zorg voor de planeet, maar in het heilig verklaren ervan. Wanneer wetenschap tot dogma verwordt, verdwijnt de openheid, de bescheidenheid en het vermogen tot zelfcorrectie. Wanneer politiek wordt gedreven door schuld en angst in plaats van debat en bewijs, is ze niet langer democratisch.
Echte zorg voor het milieu vereist geen religie. Het vereist kritisch denken, transparantie en de moed om dominante narratieven in twijfel te trekken. Alleen dan kan wetenschap het publieke belang dienen, in plaats van de vormen aan te nemen van het geloof dat moderne samenlevingen dachten achter zich gelaten te hebben.p