De grens van tolerantie: hoe het Westen zichzelf ondermijnt door onbegrensde verdraagzaamheid
De paradox van vrijheid
Vrije westerse democratieën zijn gebouwd op een fundament dat uniek is in de menselijke geschiedenis: vrijheid van meningsuiting, gelijkheid voor de wet, scheiding van kerk en staat, individuele verantwoordelijkheid en de heerschappij van de rede boven religieuze dogma’s. Deze waarden zijn niet vanzelf ontstaan, maar voortgekomen uit eeuwen van strijd, debat en verlichting. Ze vormen de morele ruggengraat van wat men de moderne beschaving noemt.
Toch lijkt het hedendaagse Westen, in zijn obsessie met inclusiviteit en diversiteit, vergeten te zijn dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. In de naam van tolerantie worden culturen, overtuigingen en gedragingen getolereerd die deze vrijheid juist ondermijnen. Dat is de paradox van onze tijd: hoe meer het Westen anderen probeert te begrijpen, hoe minder het zichzelf begrijpt.
De filosoof Karl Popper waarschuwde hier al voor in The Open Society and Its Enemies (Popper). Hij stelde dat onbeperkte tolerantie leidt tot het verdwijnen van tolerantie zelf. Als een samenleving weigert zich te verdedigen tegen intolerante ideologieën, zullen die ideologieën uiteindelijk de vrije samenleving overnemen en vernietigen. Vandaag zien we precies dat gebeuren in West-Europa.
De illusie van morele superioriteit
De moderne Europeaan gelooft dat hij door zijn tolerantie moreel superieur is. Hij ziet zichzelf als verlicht, rationeel en empathisch, tegenover anderen die nog gevangen zouden zitten in traditie, religie of patriarchale structuren. Deze zelfprojectie heeft echter een keerzijde. Want in zijn pogingen om elk oordeel te vermijden, heeft de Westerling ook zijn onderscheidingsvermogen verloren.
Tolerantie is veranderd van een actieve keuze tot een passieve aanvaarding van alles. Elk oordeel wordt gezien als discriminatie, elke grens als uitsluiting. Het gevolg is een morele verlamming: alles mag, behalve kritiek.
In La tyrannie de la pénitence (Bruckner) schrijft Pascal Bruckner dat Europa is verlamd door schuld. Schuld over het koloniale verleden, over oorlogen, over racisme, over ongelijkheid. Die schuld heeft geleid tot een soort morele zelfhaat, waarin elke vorm van trots of zelfverdediging verdacht is. Uit angst om opnieuw als “onderdrukker” te worden gezien, heeft het Westen besloten zichzelf te verzwakken.
Maar een samenleving die zichzelf verzwakt, maakt zich kwetsbaar voor invloeden die niet dezelfde tolerantie kennen. En dat is precies wat er gebeurt.
De botsing der waarden
Migratie vanuit culturen die religieus, tribaal of autoritair zijn georganiseerd, heeft Europa geconfronteerd met waarden die haaks staan op die van de Verlichting. Terwijl Europese samenlevingen seculier, egalitair en vrij zijn geworden, komen veel nieuwkomers uit landen waar religie de wet is, waar vrouwen ondergeschikt zijn en waar vrijheid van meningsuiting als blasfemie wordt beschouwd.
Onderzoek van het Pew Research Center toonde aan dat in landen als Egypte, Pakistan en Nigeria meer dan 70 procent van de bevolking de invoering van de sharia als staatswet ondersteunt (The World’s Muslims: Religion, Politics and Society, Pew Research Center). Deze overtuigingen verdwijnen niet bij het overschrijden van een grens. Ze worden meegenomen, gekoesterd en doorgegeven.
De botsing ontstaat dus niet door etniciteit of afkomst, maar door overtuiging. Een samenleving die vrijheid als hoogste goed beschouwt, kan onmogelijk harmonieus samenleven met groepen die vrijheid als zonde zien. En toch weigert het Westen dit eenvoudige feit te erkennen.
De lafheid van beleid
Politici en bestuurders hebben van tolerantie een dogma gemaakt. In plaats van integratie op basis van gedeelde waarden, is er een ideologie van culturele gelijkheid ontstaan. Elk gebruik, hoe vrouwonvriendelijk, homofoob of religieus totalitair ook, wordt verdedigd als “culturele identiteit”.
In Nederland, Duitsland en Frankrijk durven autoriteiten vaak niet in te grijpen bij religieuze schendingen van de wet. Politici spreken in verhullende termen over “gevoelige gemeenschappen” of “culturele misverstanden”. In werkelijkheid gaat het om fundamentele conflicten tussen vrijheid en onderdrukking.
De Britse schrijver Douglas Murray waarschuwde in The Strange Death of Europe (Murray) dat Europa bezig is zichzelf op te heffen. Niet door oorlog of bezetting, maar door zelfverloochening. Uit angst om intolerant genoemd te worden, kiest het Westen ervoor om intolerantie te tolereren.
Zo wordt tolerantie een dekmantel voor lafheid. Een democratie die bang is voor haar eigen principes, houdt op democratisch te zijn.
De morele verwarring van de elite
De intellectuele en culturele elite speelt hierin een centrale rol. Universiteiten, media en politieke partijen hebben de morele hiërarchie afgeschaft: volgens hen zijn alle waarden gelijkwaardig, zolang ze niet Europees of christelijk zijn.
Een feministe die kritiek heeft op islamitische vrouwenonderdrukking wordt weggezet als racist. Een homorechtenactivist die religieuze intolerantie aankaart, wordt beschuldigd van “islamofobie”. En een docent die vrijheid van meningsuiting verdedigt, wordt bedreigd, niet alleen door extremisten, maar ook door collega’s die vinden dat hij “gevoelens kwetst”.
Deze omkering van waarden is het gevolg van cultureel relativisme: het geloof dat er geen universele waarheid bestaat, alleen perspectieven. In La défaite de la pensée (Finkielkraut) schrijft Alain Finkielkraut dat dit relativisme leidt tot de vernietiging van rede zelf. Want als alles even waar is, dan is niets meer waar.
De elite die ooit geacht werd de democratie te beschermen, heeft haar nu uitgeleverd aan de ideologie van morele gelijkheid. Maar vrijheid kan niet bestaan zonder onderscheid tussen goed en kwaad, tussen recht en onrecht.
Vrijheid als leeg begrip
Vrijheid is het kernbegrip van de Westerse beschaving, maar tegelijk haar meest misbruikte. Voor velen betekent vrijheid tegenwoordig “doen wat je wilt”. Dat is een oppervlakkige interpretatie. Werkelijke vrijheid vereist discipline, kennis en morele grenzen.
De Franse filosoof Alexis de Tocqueville zag dit al in de negentiende eeuw. In De la démocratie en Amérique (Tocqueville) beschreef hij hoe democratie alleen standhoudt wanneer burgers zelfverantwoordelijkheid tonen. Zodra vrijheid wordt losgekoppeld van plicht, vervalt zij tot chaos.
Vandaag zien we dat proces in volle gang. De Westerling heeft vrijheid gereduceerd tot comfort en consumptie, terwijl nieuwkomers hun religieuze wetten en sociale hiërarchieën behouden. In zo’n context wordt tolerantie niet langer een teken van kracht, maar van zwakte.
Een samenleving die haar eigen vrijheid niet begrijpt, kan haar ook niet verdedigen.
De terugkeer van angst
Een van de meest tastbare gevolgen van onbegrensde tolerantie is de terugkeer van angst in het openbare leven. Scholen vermijden onderwerpen als religiekritiek. Kunstenaars passen zich aan. Journalisten spreken omzichtig. En politici wegen elk woord alsof waarheid een belediging is.
De moord op Theo van Gogh in 2004 was een kantelpunt. Niet alleen omdat hij werd vermoord om zijn vrije mening, maar omdat de reactie van de samenleving erna toonde hoe diep de angst zat. In plaats van een hernieuwde verdediging van vrijheid, volgde een periode van zelfcensuur. Vrijheid van meningsuiting werd vanaf dat moment ondergeschikt aan “sociale cohesie”.
In Frankrijk werd leraar Samuel Paty onthoofd omdat hij het aandurfde om cartoons te tonen in een les over vrijheid. De nasleep was wederom pijnlijk: geen golf van verzet, maar een golf van voorzichtigheid.
Wanneer vrijheid angst inboezemt, is zij al half verloren.
Het failliet van de multiculturele droom
Het multiculturele project, ooit gepresenteerd als de toekomst van harmonie, is uitgegroeid tot een systeem van parallelle werkelijkheden. In veel Europese steden bestaan buurten waar de wet van de staat niet meer geldt, maar die van de moskee of clan.
Integratie is vervangen door segregatie. In plaats van een gedeelde samenleving, is een mozaïek ontstaan van gemeenschappen die naast elkaar leven zonder elkaar te begrijpen. De overheid subsidieert “dialoog” en “inclusieprojecten”, maar durft niet de fundamentele vraag te stellen: willen al deze groepen wel dezelfde waarden delen?
Christopher Caldwell beschreef dit in Reflections on the Revolution in Europe (Caldwell): Europa verandert niet door immigratie zelf, maar door de weigering om culturele grenzen te trekken. De gastheer past zich aan de gast aan, niet andersom.
De multiculturele ideologie heeft daarmee een omgekeerde hiërarchie gecreëerd: wie vasthoudt aan Westerse normen wordt als “intolerant” beschouwd, terwijl wie Westerse waarden verwerpt bescherming geniet onder het mom van diversiteit.
De hypocrisie van tolerantie
De Westerse samenleving prijst zichzelf om haar verdraagzaamheid, maar die verdraagzaamheid is selectief. Tolerantie geldt enkel zolang het veilig is. Tegenover machtige religies, gewelddadige minderheden of agressieve activisten wordt plots begrip gevraagd in plaats van moed.
De Britse essayist Roger Scruton schreef in The West and the Rest (Scruton) dat het Westen zijn morele moed heeft verloren omdat het niet langer gelooft dat zijn waarden superieur zijn. De angst om moreel te oordelen is de grootste vijand van vrijheid geworden.
Tolerantie die niet bereid is grenzen te trekken, is geen deugd maar een dekmantel. Ze verandert van morele kracht in hypocrisie: een excuus om niet te handelen.
De prijs van verraad
De gevolgen van deze ideologische zwakte zijn zichtbaar in de dagelijkse realiteit. Antisemitisme groeit, vrouwen worden lastiggevallen in naam van eer, en religieuze intolerantie krijgt de ruimte onder het mom van respect.
De slachtoffers zijn niet alleen de oorspronkelijke inwoners van Europa, maar ook de migranten die wél vrijheid zoeken. Wie de islamitische dictatuur of patriarchale cultuur is ontvlucht, ziet hoe diezelfde ideologieën hier opnieuw wortel schieten, beschermd door Westerse goedgelovigheid.
In Prey (Ayaan Hirsi Ali) beschrijft de auteur hoe vrouwen in Europese steden steeds vaker te maken krijgen met intimidatie en seksueel geweld, terwijl autoriteiten zwijgen uit angst voor “stigmatisering”. De vrouwen die bescherming zoeken, worden verraden door de samenleving die hun vrijheid beloofde.
Dat is de werkelijke prijs van onbegrensde tolerantie: het verraad van de vrijheid zelf.
Het herstel van moed en grenzen
De toekomst van de vrije democratie hangt af van haar vermogen om grenzen te herstellen, niet alleen fysieke grenzen, maar vooral morele.
Vrijheid vereist bescherming. Het recht om te spreken vereist het recht om te beledigen. Gelijkheid vereist dat religie nooit boven de wet staat. En tolerantie vereist dat intolerantie niet als deugd wordt beschouwd.
Zoals Popper al stelde: een open samenleving mag zich verdedigen tegen wie haar wil vernietigen. Dat betekent niet dat men intolerante mensen moet vervolgen, maar wel dat men hun ideeën niet langer moreel moet beschermen.
Het Westen moet terugkeren naar het besef dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, dat ze bevochten moet worden, elke dag opnieuw.
Een herontdekking van waarden
De enige manier om tolerantie te redden, is door haar opnieuw te definiëren. Echte tolerantie betekent het recht om te verschillen, niet de plicht om alles goed te vinden.
Het Westen moet opnieuw durven zeggen waarvoor het staat:
- Vrijheid van meningsuiting, zonder voorbehoud.
- Gelijkheid tussen man en vrouw, zonder religieuze uitzonderingen.
- Scheiding van kerk en staat, zonder compromissen.
- Bescherming van het individu boven het collectief.
Zolang deze principes niet universeel worden verdedigd, zal de vrije samenleving blijven afbrokkelen. Want tolerantie zonder overtuiging is niets anders dan capitulatie.
Een beschaving op de rand van vergetelheid
De geschiedenis leert dat beschavingen niet worden vernietigd door hun vijanden, maar door hun eigen zwakte. De Romeinen werden niet enkel overwonnen door barbaren, maar door decadentie en zelfgenoegzaamheid. Het moderne Westen lijkt die fout te herhalen.
Door alles te willen begrijpen, begrijpt het niets meer. Door niemand te willen uitsluiten, sluit het zichzelf uit. En door alles te willen beschermen, verliest het wat bescherming verdient.
De Westerse democratie is een uniek experiment, maar geen eeuwig gegeven. Haar overleving hangt af van de bereidheid om grenzen te trekken, waarden te verdedigen en waarheid boven angst te stellen.
De grens van tolerantie is bereikt. Wie nu nog zwijgt uit angst om intolerant genoemd te worden, zal later zwijgen omdat hij niet meer mág spreken.