D66 en de ontmanteling van Nederland: hoe internationaal idealisme de nationale democratie verdringt

7 oktober 2025

Oorsprong en ideologische koers

Democraten 66 (D66) werd opgericht in 1966 door Hans van Mierlo, een charismatisch journalist en idealist die het politieke systeem van de naoorlogse verzuiling wilde openbreken (De geschiedenis van D66, Hans van Mierlo). Zijn bedoeling was een radicale democratisering: burgers moesten meer directe invloed krijgen, het parlement moest vernieuwen, en partijpolitiek moest minder gesloten en meer rationeel worden.

In de beginjaren trok D66 veel progressieve intellectuelen aan die geloofden in een nieuw soort politiek: postnationaal, internationaal georiënteerd en minder emotioneel verbonden met het idee van een nationale gemeenschap. Al snel ontstond binnen de partij een culturele verschuiving: wat begon als een democratisch hervormingsproject, werd een vehikel voor Europese integratie en technocratische politiek (Het Europa van D66, Jan Marijnissen).

Hoewel D66 zichzelf bleef presenteren als een partij van redelijkheid en hervorming, werd duidelijk dat de ideologische kern steeds verder verschoof richting internationale samenwerking en Europese institutionalisering. Hun progressieve idealisme werd in de praktijk een vorm van bureaucratisch globalisme waarin nationale democratie vaak als ouderwets of irrationeel werd gezien.

De partij ontwikkelde een cultuur waarin de Nederlandse identiteit werd beschouwd als iets dat moest worden overwonnen, niet beschermd. Daardoor groeide D66 uit tot de meest uitgesproken partij van de Europese overtuiging, vaak lijnrecht tegenover het nationale belang.

Europese integratie en de verschuiving van macht

Vanaf de oprichting profileerde D66 zich als voorvechter van Europese eenwording. De partij steunde de Europese Akte van 1986, het Verdrag van Maastricht, het Verdrag van Lissabon, en het uitbreiden van de bevoegdheden van de Europese Commissie en het Europees Parlement (Het EU-dilemma in Nederland, Kees van der Pijl).

Onder het mom van Europese samenwerking is Nederland steeds meer beleidsmacht kwijtgeraakt aan Brussel. Zaken als landbouwsubsidies, milieunormen, migratiequota en zelfs begrotingsbeleid worden niet langer primair in Den Haag bepaald. Toch blijft D66 deze machtsoverdracht presenteren als vooruitgang.

De partij verdedigt het idee dat ‘problemen grensoverschrijdend zijn’, en dat ‘nationale oplossingen niet meer volstaan’. In de praktijk betekent dit dat besluiten over Nederlandse belastingen, energieprijzen, en migratiequota worden genomen door Europese instellingen waar de Nederlandse burger nauwelijks directe invloed op heeft.

Critici wijzen erop dat D66 een politiek model ondersteunt waarin democratische legitimiteit verschuift van nationale volksvertegenwoordiging naar anonieme Europese commissies en raden (Lissabon en de democratische kloof, NRC). De Europese idealen van D66 hebben zo geleid tot een bestuurlijke realiteit waarin burgers verder van de macht af staan dan ooit.

Het referendum en de beperking van burgerinspraak

Een van de grootste paradoxen in de geschiedenis van D66 is de manier waarop de partij, die ooit bekend stond als voorvechter van meer democratie, zelf de instrumenten van directe democratie heeft afgeschaft.

Na jaren van pleidooien voor referenda werd onder het kabinet-Rutte III, met D66 als coalitiepartner, het raadgevend referendum afgeschaft (Het einde van het raadgevend referendum, De Groene Amsterdammer). Daarmee verdween de laatste mogelijkheid voor burgers om zich rechtstreeks uit te spreken over Europese verdragen, immigratiebeleid of klimaatmaatregelen.

Het argument van D66 was dat referenda ‘te populistisch’ zouden zijn, en ‘complexe dossiers niet geschikt zijn voor simpele ja-nee vragen’. Maar juist dat argument ondermijnt hun oorspronkelijke ideaal van burgerinspraak. Het toont hoe D66 evolueerde van een partij die burgers wilde versterken, naar een partij die hen wantrouwt.

De afschaffing van het referendum betekende dat burgers geen directe stem meer hadden in cruciale Europese kwesties, zoals het Oekraïne-associatieverdrag. Terwijl een meerderheid van Nederlanders in 2016 ‘nee’ stemde, koos D66 er politiek voor om dat resultaat te negeren. Het was een symbolisch moment waarin de partij haar ware prioriteiten toonde: Europese integratie boven nationale democratie (Democratie in Nederland en de rol van D66, Jos van der Lans).

Migratiebeleid en internationale verplichtingen

D66 hanteert een migratiebeleid dat vrijwel volledig is afgestemd op internationale verdragen en EU-afspraken. De partij ziet migratie als een onvermijdelijk verschijnsel dat moet worden gereguleerd op Europees niveau (Immigratie en integratiebeleid in Nederland, Pieter Omtzigt).

Daarom pleit D66 consequent voor ‘solidariteitsmechanismen’ binnen de EU, wat in de praktijk betekent dat Nederland migranten en asielzoekers opvangt op basis van Europese verdeelsleutels. Volgens de partij is dat een morele plicht, maar het effect is dat Nederland nauwelijks meer kan bepalen wie het land binnenkomt en onder welke voorwaarden.

Het beleid heeft geleid tot een situatie waarin opvanglocaties overvol raken, gemeenten worden gedwongen tot opvang, en sociale spanning groeit. Toch blijft D66 pleiten voor openheid en internationale solidariteit, zelfs als dit ten koste gaat van draagvlak in de samenleving (Het debat over migratie en democratie, Elsevier Weekblad).

Door haar nadruk op Europese regelgeving en morele verplichtingen plaatst D66 de belangen van internationale stabiliteit en Europese solidariteit structureel boven die van nationale samenhang en veiligheid.

Onderwijs en culturele oriëntatie

D66 investeert zwaar in onderwijs en cultuur, maar steeds met een internationale oriëntatie. De partij ziet onderwijs als middel tot ‘wereldburgerschap’ en ‘Europese integratie’ (Onderwijs en vooruitgang, Hans van Mierlo).

Nederlandse geschiedenis en cultuur maken plaats voor internationale curricula, tweetalig onderwijs en Europese uitwisselingsprogramma’s. Hoewel dit bijdraagt aan een globalere oriëntatie, leidt het ook tot vervreemding van nationale identiteit.

Critici wijzen erop dat D66’s onderwijsbeleid sterk technocratisch is: gericht op prestatie, innovatie en ‘kenniseconomie’, maar weinig oog heeft voor de culturele wortels van het land (De rol van educatie in politieke vernieuwing, NRC).

Hierdoor groeit een generatie op die zich meer verbonden voelt met Brussel of Berlijn dan met Nederland zelf. Dat is geen toevallig neveneffect, maar een direct gevolg van D66’s ideologische overtuiging dat nationalisme een obstakel vormt voor vooruitgang.

Technocratie en bestuurlijke hervorming

D66 presenteert zich als rationele bestuurderspartij, wars van emotie, maar in werkelijkheid leidt dat tot een technocratisch bestuursmodel waarin de kiezer steeds minder te zeggen heeft.

De partij steunt hervormingen die bestuur ‘efficiënter’ maken, zoals een kleinere Tweede Kamer, meer rol voor experts, en versterking van onafhankelijke instituties (Bestuurlijke modernisering in Nederland, De Volkskrant).

Maar efficiëntie vervangt representatie. De macht verschuift van gekozen volksvertegenwoordigers naar commissies, adviesraden en Europese beleidsorganen. In feite bevordert D66 een bestuurlijke elite die boven de samenleving staat, eerder loyaal aan Brussel dan aan de Nederlandse burger.

Deze technocratische houding is niet waardevrij, maar ideologisch: ze gaat uit van het idee dat burgers irrationeel zijn, en dat bestuurders beter weten wat goed is. Daarmee verlaat D66 de kern van het democratische principe dat macht gelegitimeerd wordt door het volk.

Klimaatbeleid en Europese sturing

In het klimaatdossier is D66 een van de meest uitgesproken voorstanders van Europese en internationale afspraken (Energie en beleid in Nederland, NRC).

De partij ondersteunt strengere Europese emissienormen, hogere CO₂-heffingen en verplichte afbouw van fossiele brandstoffen. Dit wordt gepresenteerd als moreel leiderschap, maar de lasten komen onevenredig terecht bij burgers en het MKB.

Nederlandse huishoudens betalen de hoogste energiebelasting van Europa, grotendeels door nationaal beleid dat voortvloeit uit Europese verplichtingen. Toch weigert D66 de discussie over nationale autonomie in klimaatbeleid te voeren.

Critici stellen dat de partij de energietransitie gebruikt om verdere Europese harmonisatie af te dwingen, ten koste van betaalbaarheid en nationale beleidsruimte. Zo wordt klimaatbeleid niet een instrument van duurzaamheid, maar van politieke centralisatie.

Coalitievorming en invloed in kabinetten

Ondanks het beperkte electorale gewicht van D66 weet de partij haar invloed te maximaliseren via coalitiedeals (Coalitiepolitiek en D66, Pieter Omtzigt).

Door haar positie als ‘kingmaker’ in het midden dwingt D66 haar progressief-liberale agenda door in kabinetten die afhankelijk zijn van haar steun. Zo kon de partij, ondanks relatief weinig zetels, grote invloed uitoefenen op klimaatbeleid, migratie, en onderwijs.

Die strategie heeft ertoe geleid dat D66 in beleidskracht ver boven haar electorale steun uitstijgt, terwijl de prijs wordt betaald door het nationale belang. Steeds vaker blijkt dat besluiten worden genomen met Europese en internationale belangen voorop, en dat burgers zich niet meer herkennen in het beleid dat uit Den Haag komt.

Het resultaat is een groeiende kloof tussen burger en bestuur, waarin D66 de brug zegt te willen slaan, maar feitelijk zelf de afstand vergroot.

Structurele impact op nationale belangen

Het patroon is consistent en herkenbaar: in vrijwel elk beleidsdomein plaatst D66 Europese en internationale doelen boven nationale belangen.

Het afschaffen van het referendum, de overdracht van bevoegdheden aan Brussel, het migratiebeleid, het onderwijsmodel en de technocratische bestuurscultuur – alles wijst op een systematische verschuiving van macht weg van het volk.

De invloed van D66 heeft Nederland veranderd van een zelfbesturend land in een uitvoeringslocatie van Europese richtlijnen. De Nederlandse democratie wordt daardoor uitgehold, niet door revolutie, maar door een reeks ogenschijnlijk rationele besluiten die allemaal dezelfde richting op wijzen: meer Europa, minder Nederland.

Kritische conclusie

D66 presenteert zich als partij van de rede, van democratische vernieuwing en vooruitgang. Maar achter die façade schuilt een ideologisch project dat nationale democratie verzwakt en internationale instellingen versterkt.

De partij heeft de idealen van burgerinspraak en vernieuwing ingeruild voor technocratie en Europese uniformiteit. Daardoor is Nederland niet moderner geworden, maar juist machtelozer.

Beslissingen over migratie, energie, onderwijs en recht komen niet meer voort uit de Nederlandse volkswil, maar uit de politieke logica van Brussel. Burgers verliezen zeggenschap, bestuurders winnen macht.

De koers van D66 is daarmee niet louter pro-Europees, maar structureel anti-nationaal. Ze bevordert de ontmanteling van de Nederlandse democratie in naam van vooruitgang, terwijl ze in werkelijkheid de controle over ons eigen land uit handen geeft.

Doneer

Gedegen en nauwkeurige onderzoeksjournalistiek is onmisbaar voor een rechtvaardige samenleving en vergt tijd en inspanning. Bijdragen worden zeer gewaardeerd.

Donatie opties zien

Doneer voor kwalitatief en gedegen onderzoek

Steun onderzoeksjournalistiek. Uw bijdrage helpt ons om diepgravende verslaggeving voort te zetten.


2025 Rexje.. Alle rechten voorbehouden.
X